Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [15]Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de [16]kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen. 15. Dat is, Hij heeft mij ontbloot en beroofd van al mijn staat, vermogen, waardigheid en aanzien. Het woord eer is aldus genomen Ps.7:6; Jes.16:14, en Jes.21:16. Vergelijk Gen.31:1. 16. Versta door de kroon hier al hetgeen hem tot heerlijkheid en sieraad gediend had. Alzo is dit woord genomen onder, hfdst.31 vs.36; Spreuk.4:9, en Spreuk.12:4, en Spreuk.14:24, en Spreuk.16:31, en Spreuk.17:6; Klaagl.5:16; Ezech.21:26.